Jong en oud worstelen met God

Webteam

Als kerkelijk werker mag ik op dit moment wekelijks in gesprek komen met zowel de ouderen als de jongeren van onze gemeente. De eerste doelgroep door middel van pastorale gesprekken, de tweede groep tijdens de wekelijkse catechese op maandagavond.

Op het oog zit er een wereld van verschil tussen de inhoud van de fase en de dynamiek waarin het leven van een 80 of 90 jarige zich bevindt en die van een tiener. Simpel gezegd: Het is inderdaad zo dat een tiener aan het begin van het leven staat en de ander aan het eind van het leven. Ondanks dat wezenlijke verschil zie ik de laatste tijd, dat er iets is wat ik bij beiden zie terugkomen. Namelijk: het worstelen met God.

Het is heerlijk om te mogen opmerken dat veel van onze catechisanten niet onverschillig zijn t.o.v. God. Ja: ze zijn nog weleens afgeleid of kunnen niet van elkaar afblijven (knipoog). Maar ze zijn ook nieuwsgierig, stellen kritische (on)genuanceerde vragen en reageren vanuit hun emotie op wat ze lezen en horen. Ik focus mij eerlijk gezegd liever op dat laatste, want ik proef daarin dat het christelijk geloof er voor hen (nog) toe doet. Ze geven mij de kans om met hen op te lopen en tot een geloofsgesprek te komen. Verder vind ik het van belang om daarbij ook iets te delen van mijn eigen worstelingen met God.

Er is namelijk ook een aanzienlijke groep tieners en twintigers in onze samenleving, die zogenaamd apatheologisch zijn. Dat zijn jongeren die het christelijk geloof zo niét relevant vinden, dat ze er zelfs geen mening over willen vormen. Het voegt voor hen niets toe aan het leven.

Het christelijk geloof is voor mij als een noot. Het moet gekraakt worden om bij de kern te komen. Het is zoiets als essayist en columnist Bas Heijne eens zei: geloof zonder twijfel en vragen blijft oppervlakkig. En er wordt wat gekraakt op de maandagavond. Met als doel dat het christelijk geloof voor onze jongeren wezenlijk wordt in hun leven.

In de geloofsgesprekken die er in het ouderenpastoraat ontstaan zie ik dat ook gebeuren, maar op een andere manier. Veelal vanuit de kennismaking met de ander, het delen van een levensverhaal en de verbinding met hoe het christelijk geloof (veelal) daarin langzamerhand vorm heeft gekregen.

In de gesprekken zijn er van die momenten dat we kwetsbaar naar elkaar kunnen zijn en er iets zichtbaar word van hoe wij ons verhouden tot onze God en Vader die ons als eerste opzocht: ons vertrouwen op Hem aan de ene kant en aan de andere kant onze vragen en ongeloof. Soms het ene meer dan het ander, maar ook hier proef ik juist geen onverschilligheid. Eerder iets van wat in de geschiedenis van Jakob zichtbaar wordt (ik laat U niet los, tenzij U mij zegent!) of in de woorden van Jezus (mijn God, mijn God, waarom hebt U mij verlaten?). Niet aanmatigend aan het adres van God, maar verlangend naar Zijn ontferming.

Ik worstel mee, met de tiener die zich afvraagt wie God is. Ik worstel ook mee met die 90-jarige vrouw die nog steeds zoekt naar wie de Heere voor haar is.

Worstelt u ook met ze mee?

Theotimus Streefkerk, kerkelijk werker

[email protected]